Het 'Land van Heeren en Boeren' is de ondertitel van het museum.
Het boerenleven is in beeld gebracht met boerderijtjes en alles wat een boerenfamilie zo’n honderd jaar geleden op ’t erf had om het land te bewerken, vee te houden en te voorzien in eigen levensonderhoud. Daarnaast is in enkele gebouwen het leven van de heren te zien. In Ootmarsum speelden de volgende drie ‘hoge Heeren’ een rol :
- De Hofmeier – aangesteld door de bisschop van Utrecht om de 140 boerderijen te beheren. Een expositie is te zien in 'Het Eppink'
- De Drost van Twente – aangesteld door de stadhouder om de regio te beheren. Heeft u een bezoek gebracht aan het Openluchtmuseum Ootmarsum dan kunt u gratis het woonhuis van de drost in het centrum van Ootmarsum bezoeken. Zie www.drostenhuisootmarsum.nl
- De Commandeur van de Ridderlijke Duitse Orde. De hoogste bestuurder van de kloosterorde van de Commanderie Ootmarsum. www.commanderieootmarsum.nl
Het Eppink
Expositie over de Hofmeier van de Hof Ootmarsum - Het geslacht van Beverforde: respectabele adel
Door de eeuwen heen bekleedden de telgen van het geslacht van Beverforde bestuurlijke functies in Twente en hadden veel bezit. Al voor het jaar 1400 hadden de van Beverfordes meer dan honderd landerijen. De eerste schriftstukken van 1329 spreken al van Ridder Everhard van Beverforde. In 1399 wordt er gesproken van de Heerlijkheid Beverforde. In 1414 krijgt ridder Hugo van Beverforde het 'Hofrecht'. Er zijn directe banden met de overige Twentse adel.
Zo kreeg de Heer van Almelo van de Bisschop van Utrecht in 1503 de Hof Beverforde waartoe verschillende boerderijen en veel grondbezit toebehoorde 'te leen' en gaf het beheer aan de van Beverfordes op 'Het Weemselo' in Albergen. Het is door de jaren heen gelukt de bezittingen steeds te vermeerderen en in de familie te behouden. In de 13e en 14e eeuw had de familie veel vooraanstaande geestelijken in hun midden. Velen hadden gestudeerd en dat kwam de ridders, die ook goed waren in de krijgskunst, handel en industrie, goed van pas. Ze wisten zich door de handelsgeest op te werken tot de bovenste laag van de plattelandsadel en maakten gebruik van hun grote sociale netwerk.
Onder de bisschoppelijke goederen, die van Saksische oorsprong zijn, viel ook de Hof van Ootmarsum. Deze "Hof" strekte zich uit over een deel van Twente en de Graafschap Bentheim. Deze hof werd grote macht gegeven in administratieve en rechterlijke zin.
Aan het hoofd van de Hof stond een Hofmeier -ook wel Hofrigter genoemd- die ook belast was met handhaving van de hofrechten. Het woonhuis van de Hofmeier werd ook wel Meiershof genoemd. Deze bevond zich westelijk van Ootmarsum waar zich nu de Engels’ Tuin bevindt. De eerste van Beverforde werd in 1612 in het ambt van Hofmeier benoemd: Reint van Beverforde.
De laatste was mr. Anthony Willem Hendrik Hugo Vosding van Beverforde. Op 24 februari 1809 werd door een besluit van de Koning van Holland, Lodewijk Napoleon, een einde gemaakt aan de "Hofhorigheden" en daarmee aan het ambt van Hofmeier. Hiermee kwam wel een eind aan de macht en de beheerfunctie, maar vele bezittingen van de familie van Beverforde bleven in eigendom.
Een erfenis voor de ontwikkeling van de landbouw
Anthony Vosding van Beverforde, de laatste Hofmeier, was ongehuwd en schenkt in 1830 zijn hele bezit aan het echtpaar Hendrik Engels en Wennemara Louise Dröghoorn. Hendrik Engels mocht zich bij Koninklijk besluit van 1832 Engels van Beverforde noemen.
De zoon, Wennemar Jan Engels van Beverforde was hoofdbestuurslid van de Twentse Landbouw Maatschappij -de latere Overijsselse Landbouw Maatschappij OLM- , was ongehuwd en schenkt in 1913 zijn bezittingen, die bestaan uit het Hofmeierhuis aan de Grotestraat, Engels’ Tuin, 5 boerderijen en roerende goederen aan zijn zus: Hendrika Anthonia Engels. Na haar overlijden in 1917 wordt uitvoering gegeven aan het testament van haar broer door een deel van de bezittingen onder te brengen in het "mr. W. J. Engels van Beverfordefonds". Het Hofmeierhuis wordt door de OLM in erfpacht gegeven aan de Nederlands Hervormde Kerkgemeente en Engels’ Tuin met theehuis aan de Gemeente Ootmarsum. De boerderijen en gronden worden door de stichting geëxploiteerd. Belangrijke bepaling in het testament is dat de onroerende goederen niet mogen worden verkocht, noch met hypotheek mogen worden bezwaard.
De opbrengsten van de landerijen moeten ten goede komen aan de landbouwbelangen van Twente. De roerende goederen, zoals een bibliotheek, meubelen, sieraden, schilderijen etc. kregen in 1919 een plaatsje in het Landbouwhuis van de Overijssels Landbouw Maatschappij in Zwolle.
In 1997 is het beheer van de collectie door de Stichting Engels van Beverforde overgedragen aan de toenmalige gemeente Ootmarsum. In 1996 is de OLM opgegaan in de nieuwe organisatie L.T.O met hoofdvestiging in Deventer. De bruikleenovereenkomst met de Stichting Engels van Beverforde is overgegaan naar de Gemeente Dinkelland.
In 2010 is het onderkomen van de collectie -stadsboerderij Eppink- geheel vernieuwd door het Openluchtmuseum Ootmarsum en heeft een, voor de jaarlijks tienduizenden bezoekers, een plezierige en overzichtelijke presentatie gekregen. De geschiedenis van Twente wordt hierdoor zichtbaar en daardoor krijgt het motto van het Openluchtmuseum Ootmarsum: ‘Het land van Heeren en Boeren’ weer meer inhoud.